Hoofdstuk 5

5. Lijnen en Hoeken

In dit hoofdstuk maak je kennis met loodlijnen en evenwijdige lijnen, je leert hoe je met je geodriehoek tekent, en hoe je daarmee hoeken tekent en berekent. Hoeken zie je overal, en soms moet je die ook berekenen. Daar gaat dit hoofdstuk dus over.

 

5.1 Lijnen

 

 

                

 

Hierboven zie je een figuur. In deze figuur maakt lijn l een rechte hoek met lijn m, en lijn p ook. Lijn k maakt geen rechte hoek met lijn m.

Met een lijn bedoelen we gewone rechten lijnen, een lijn heeft geen beginpunt en ook geen eindpunt, en die geef je aan met een kleine letter.

Hieronder zie je een lijn en een lijnstuk. Een lijnstuk heeft een begin- en eindpunt. In de vorige figuur heb je gezien dat lijn m en p een rechte hoek maken met m. we zeggen dan: ‘l is een loodlijn op m’ of ‘l staat loodrecht op m’. om een loodlijn te tekenen gebruik je je geodriehoek, waar een ingebouwde loodlijn op zit, die dwars door die driehoek loopt, van de punt tot de 0.

 

 

 

Hierboven zie je 2 lijnen, deze lijnen zullen elkaar nooit snijden, hoe lang je ze ook maakt. Zulke lijnen heten evenwijdige lijnen. Vaak wordt i.p.v. evenwijdig ook wel het woord parallel gebruikt. Evenwijdige lijnen hebben dezelfde richting, en snijden elkaar niet.

Evenwijdige lijnen kun je tekenen door de ingebouwde evenwijdige lijnen in je geodriehoek te gebruiken.

5.2 Hoeken

Elke hoek heeft 2 benen. Beide benen beginnen in het hoekpunt. Hoe lang je de benen tekent doet er niet toe, de hoek zal altijd hetzelfde blijven ongeacht hoe lang de benen zijn. Bij een hoekpunt staat meestal een hoofdletter.

 

 

 

                 

Als je een rechte hoek hebt zie je het volgende tekentje:

Als een hoek kleiner is dan een rechte hoek is het een scherpe hoek, als die groter is, is het een stompe hoek.

 

5.3 Hoeken meten

Meten doe je overal. Door te meten vind je onder andere:

De file op de A12 is 13 km lang.

De file op de A28 zorgt voor 18 minuten vertraging.

De inhoud van het aquarium is 300 liter.

Ook hoeken kun je meten, dat doe je in graden. Een rechte hoek is 90 graden. In plaats van 90 graden schrijven we 90°.

 

 

5.4 hoeken tekenen

Met je geodriehoek kun je niet alleen hoeken meten, maar ook tekenen. Dat gaat als volgt:

  1. Teken een punt A en een been van de hoek. De plaats van A mag je zelf kiezen.
  2. Leg je lange kant langs dat been en leg de 0 bij punt A.
  3. Loop vanaf dat been langs de boog op je geodriehoek en zoek de hoek die je nodig hebt, en zet een stip bij dat cijfer.
  4. Teken het tweede been door die stip.